Op de grijze tegels voor het Harvard Science Center zitten tientallen studenten, ingepakt in dikke jassen, mutsen, sjaals en met gezichtsmaskers en zonnebrillen op. Ze houden A4’tjes in hun handen of voor hun gezicht. Daarop staan namen geschreven, vaak met leeftijden erbij, van sommigen van de duizenden Palestijnen die de afgelopen maand tijdens de oorlog in Gaza zijn omgekomen.
Een meisje en een jongen met een keffiyeh, een Palestijnse sjaal, om hun schouders, staan op en lezen de namen voor. Een viertal beveiligers in gele hesjes loopt om het protest heen. Ook advocaten in spe houden de groep in de gaten. Langs hen wandelen mensen, af en toe nieuwsgierig, naar hun college of lunch.
Juist wanneer het spandoek met de tekst ‘Stop de genocide in Gaza’ wordt uitgerold, stopt een jonge man en begint tegen de demonstranten te schreeuwen. „Stelletje hypocrieten! Wat weten jullie van genocide? Helemaal niks!” Hij houdt met zijn vuisten naast zijn borst stevig de banden van zijn rugzak vast. Uit de tas steekt een klein leeuwenknuffeltje.
„Flikker op, laat ons met rust”, reageert een van de betogers. Een vrouw in hardloopkleren komt tussenbeide en probeert de opgewonden man te kalmeren. „Rustig. We zijn allemaal aangeslagen”, zegt ze. „Jullie steunen terroristen. Ik heb op 7 oktober twintig vrienden verloren. Mijn familie… Over welke genocide zullen we het hebben?”, bitst hij, voordat hij wegbeent.
Lees ook
Een Jood en een moslim tegen leerlingen: ‘Je kunt altijd één kant kiezen: mensenrechten’
Incidenten op campussen
Sinds de ongekende terreuraanslag van Hamas en de vernietigende represailles van Israël lopen de emoties en spanningen op en rond Amerikaanse universiteitscampussen hoog op. Op New York University werd een man gearresteerd die een Joodse vrouw had geslagen bij een pro-Israël-bijeenkomst. Aan Stanford, in Californië, is een Arabische student aangereden door een man die eerder islamofobie had gespuid. Aan Cornell, in de staat New York, zijn lessen afgelast vanwege antisemitische dreigementen. Studenten uit die etnische groepen ervaren een sterk gevoel van onveiligheid, activisten ook.
Naast angst voor fysiek gevaar heerst er vooral woede en onzekerheid over wat er wel en niet gezegd mag worden. Welke solidariteit met Palestijnen en kritiek op Israël zijn acceptabel in het publieke debat? Waar ligt de grens tussen kritiek op Israël en antisemitisme? Wie bepaalt dat? En wat kunnen de repercussies zijn?
Lees ook
Amerikanen geven Israël beperkte tijd voor hun operaties in Gaza
Gevoelstemperatuur
Op Harvard zijn de protesten grotendeels stil, toch ontstond daar de grootste rel. Ruim dertig activistische studentenclubs publiceerden op 8 oktober een verklaring waarin ze „Israël volledig verantwoordelijk houden voor al het geweld”. Om er na onmiddellijke ophef een paar dagen later toe te voegen dat ze „geweld tegen burgers ferm afkeuren”.
Een generatie studenten die de staat Israël niet per se ziet als rechtvaardige consequentie van de Jodenvervolging in Europa, maar als koloniale agressor; die geen herinnering heeft aan 9/11, maar wel de barricaden opklom voor Black Lives Matter, botst in volle vaart op de grenzen van wat anderen toelaatbaar vinden als het op Israël aankomt. En waar verhitte studentendebatten over groot en klein onrecht in de wereld vroeger geen grote gevolgen hadden, wordt wie zich uitspreekt nu levenslang aan de digitale schandpaal genageld.
Daarom geeft geen van de acht betrokken studenten die NRC sprak toestemming hun naam af te drukken. Ze willen zelfs niet dat hun nationaliteit, afkomst of studierichting vermeld wordt. Medewerkers van de universiteit willen helemaal niet over de kwestie praten en verwijzen naar verklaringen dat „voor haat geen plaats is op deze campus”.
„Dat alle aandacht zich nu op ons richt, in plaats van op de genocide in Gaza, is kenmerkend voor de gevoels-temperatuur van dit soort debatten in de VS”, zegt een van de internationale ouderejaars die meeschreef aan de controversiële verklaring. Met mede-activisten publiceert hij die regelmatig, bijvoorbeeld om de universiteit op te roepen tot een boycot van Israëlische producten. „Dan krijgen we ook wel trollen achter ons aan, maar een reactie als deze hadden we nog nooit meegemaakt.”
Rechtse mediapagina’s en Canary Mission, een site die iedereen registreert die zij als anti-Israël beschouwen, publiceerden alle namen die ze konden vinden van leden van het dertigtal activistische organisaties dat deze ondertekend hadden. Hun e-mailadressen werden overspoeld met haatmail, ze ontvingen bedreigingen en er werden websites aangemaakt op hun naam, die als eerste zouden worden gevonden door mensen die hen googelen. Er wordt gezegd dat stages werden ingetrokken en mensen zijn ontslagen vanwege de verklaring.
Het waren lang niet alleen anonieme toetsenbordstrijders die de studenten onder vuur namen, maar juist prominente verdedigers van Israël. Voormalig Harvard-voorzitter en ex-minister van Financiën Larry Summers wreef zijn huidige opvolger Claudine Gay aan dat het gebrek aan actie van Harvard „op z’n best neutraal lijkt tegenover terreurdaden” tegen Israël. Hedgefundmiljardair Bill Ackman dreigde Gay met een uittocht van geldschieters als zij niet harder op zou treden. Gay is het enige zwarte hoofd van een Ivy League-universiteit. Zij werd in juli aangesteld, mede vanwege haar „inclusiviteit”.
Ackman riep ook op om de namen van alle betrokken studenten bekend te maken. Het is onduidelijk of hij daar een ander motief voor had dan ze hun carrièrekansen te ontnemen en anderen te ontmoedigen zich voor Palestina uit te spreken.
„Puur McCarthyisme”, zegt een betrokken student. „Daarna gingen alle remmen los.” Als absoluut dieptepunt reed bijna een week na de pro-Palestijnse verklaring een vrachtwagen rond de campus met de tekst ‘Harvards Leidende Antisemieten’ en foto’s en namen van de pro-Palestijnse studenten erop. Ook zij die hun naam onder de verklaring hadden teruggetrokken of er onbedoeld onder hadden gestaan. „We hebben vrienden die niet meer van de campus of zelfs niet uit hun slaapkamer durven te komen”, vertelt een activist. Zelf komt ze alleen nog naar het namenprotest met haar gezicht achter een masker, bril en muts, om ook op foto’s en video’s niet herkend te kunnen worden. Haar keffiyeh draagt ze niet meer.
Menselijkheid
Onder Joodse studenten, zeker 10 procent van Harvards studentenpopulatie, heerst een vergelijkbaar gevoel over het dragen van een keppeltje of Joodse symbolen. Ook zij voelen zich te weinig erkend door het bestuur van de universiteit. Een Joodse wiskundestudent schrijft dat toe aan „een gebrek aan historisch besef en kennis van de Holocaust”. „Ik merk dat wordt gedacht dat Joden, als succesvolle minderheid, een groep zijn die geen bescherming meer nodig heeft. Dat het mensen niet meer kan schelen als ze antisemitisch zijn.”
Pro-Palestijnse jongeren hebben ondertussen het gevoel dat de vrijheid van meningsuiting niet geldt voor hen of niet voor dit onderwerp. De universiteit heeft inmiddels een taakgroep opgericht om het doxen van studenten te onderzoeken. Daarnaast is een adviesgroep in het leven geroepen om antisemitisme te bestrijden.
Ondanks de onenigheid over schuld en rechtvaardigheid in Israël en Palestina, en over wie er aan Harvard meer slachtoffer van de omstandigheden is, bestaat er ook begrip voor elkaars situatie. „Ik snap dat mensen de beelden uit Gaza niet kunnen verdragen”, zegt de Joodse wiskundestudent. „Ik sta ook niet achter het Israëlische beleid.”
„Wij hebben nooit het doden willen goedpraten. We wilden wat er op 7 oktober gebeurde alleen in de context van onderdrukking plaatsen”, zegt een pro-Palestina-activist. „Het feit is dat beide kampen te maken hebben met een gebroken hart: ze betreuren verliezen en worstelen met existentiële vragen. Wij zitten met Joodse mensen die hierdoor lijden in de collegebanken en in sportteams. We zien elkaars menselijkheid.”